Het is de laatste jaren gebruikelijk om een kunstenaar, en zijn werken, in dialoog te plaatsen met een ander kunstenaar of zelfs met een omgeving. Mijn persoonlijk ervaring is, dat de dialoog eerder een dovemansgesprek is en dat is, voor mij, hier terug het geval.

Commentaar & foto’s John Liem

Het kasteel van Gaasbeek kan voor de ene een prachtig kasteel zijn, dat in zijn kinderjaren het decor was van zijn ridderfantasieën, terwijl het voor de andere een neogotische vervalsing is die erg kitscherig overkomt.  De Vlaamse Overheid, eigenaar van dit “erfgoed” wil dit gebouw al enkele jaren toeristisch uitbaten. Met een prachtig park, is het kasteel perfect om in een film van Studio 100 gebruikt te worden. Of misschien als city-trip voor de acteurs van FC De Kampioenen.  De uitbaters van de Krijmerie (sic) rechtover het kasteel, vinden het kasteel fantastisch, want bij mooi weer zit die Krijmerie eivol. Fantastisch gelegen rechtover de ingang tot het park van het kasteel, hoeft het toerisme-opperhoofd geen cafetaria te voorzien in het kasteel zelf, zoals in het Gravensteen in Gent. Er mag wel aan een lift worden gedacht om de verschillende verdiepingen gemakkelijker te bereiken.

Maar ik zou het hebben over de huidige tentoonstelling: Vanity Fair.

Of de titel de lading dekt, laat ik aan u over; mijn visie wil ik u zeker niet opdringen.

Alleen moet u weten dat de titel niet gekozen werd als verwijzing naar een 19eeeuws roman van de Engelse schrijver William Makepeace Thackeray, maar naar de zin uit het Oude Testament: vanitas vanitatum, omnia vanitas. Latijn is, zoals u wel weet, de favoriete taal van de Vlaamse Roerganger.

Deze tentoonstelling is een “dialoog” tussen de 19eeeuwse kunst van Knops en de hedendaagse kunst van Thomas Lerooy; we zitten tenslotte in “erfgoed”, en struikelen niet over een cliché meer of minder.

Het is de laatste jaren gebruikelijk om een kunstenaar, en zijn werken, in dialoog te plaatsen met een ander kunstenaar of zelfs met een omgeving. Mijn persoonlijk ervaring is, dat de dialoog eerder een dovemansgesprek is en dat is, voor mij, hier terug het geval.

Hoe kan er een dialoog tot stand komen tussen een fijnbesnaarde, subtiele, fijngevoelige graficus enerzijds, en een zwaarmoedige, brutale en in de Vlaamse klei vastzittende beeldhouwer/tekenaar. Wil ik hiermee zeggen dat de ene beter is dan de andere? Neen, maar ze hebben zo weinig gemeenschappelijke punten dat een dialoog niet tot stand kan komen.

Ik herinner mij de tentoonstelling FACING TIME ROPS/FABRE in Namen; daar ook was er een “dialoog” tussen twee kunstenaars en daar ook, draaide de dialoog uit op een dovemansgesprek. De elegante erotiek van Rops, was geen partij voor de pornografie van Fabre.

In beide expo’s gaan de kunstenaars aan de slag met hetzelfde thema, maar de interpretatie ligt te ver uit mekaar om tot een dialoog te komen.

Gefascineerd door de vrouw, de liefde en de dood, spuugt Rops (1833-1898), met virtuoze en aangebrande werken, op de meligheid van zijn tijdgenoten.

Naast een groot aantal gekende etsen zijn ook twee van zijn meesterwerken te zien: Pornocratès, met de naakte geblinddoekte vrouw die een varken aan de leiband houdt en Sint Antonius met een varken in zijn armen.

Het werk van Lerooy is, zoals reeds gezegd, veel minder subtiel. Hij is een man van deze tijd, brutaal en ruw. Wat natuurlijk normaal is, men heeft de kunstenaars die men verdient en onze huidige samenleving is verruwd, verhard. Ben ik dan een oude zeur omdat ik de fijngevoeligheid van Rops verkies boven het brutale van Lerooy?

Maar er is meer: Lerooy was mij tot voor de tentoonstelling, alleen van naam bekend. En opzoekingswerk begin ik pas na de tentoonstelling, omdat ik zo onbevangen mogelijk naar de werken wil kijken. Dus, eenmaal thuis duik ik in mijn documentatie op zoek naar Thomas Lerooy. En daar stel ik vast dat Lerooy voor 100 % een kind is van zijn tijd: hij kan en moet het uitleggen in het lang en het breed. Ziekte die je niet alleen bij kunstenaars maar ook bij de huidige generatie sportmannen terugvindt. Alleen moet een kunstwerk mij overtuigen zonder al die bladzijden uitleg, want mijn ervaring is: hoe beter het werk, hoe nuttelozer de uitleg.

En ok, Lerooy mag dan veel verbeelding hebben, maar creativiteit is nog iets anders.

Als afsluiter kom ik even terug op de “verbeelding aan de macht” en mei ’68; het is tenslotte de gouden jubileum van “de bevrijding”. En daarvoor, zoals naar goede gewoonte, laat ik het woord aan specialisten, dit keer is het Alicia Gescinska, een filosofe.

Maar verbeelding is op zich geen moreel goed. Het kwaad, denk aan een seriemoordenaar, moet ook veel verbeelding hebben. Zomaar pleiten voor meer verbeelding, zou ik dus zeker niet doen. En wat ik vandaag zie op het politieke toneel, tart juist alle verbeelding. Je kunt het zo gek niet bedenken, het aantal clowns dat aan de stuurknuppels zit. Wat minder verbeelding en wat meer realiteitszin zou welkom zijn om de problemen van morgen aan te pakken.

 

Wat zegt het museum

2018 staat in het Kasteel van Gaasbeek in het teken van het thema ‘vanitas’. De expo Vanity Fair brengt een dialoog tussen Thomas Lerooy (° 1981) en Félicien Rops (1833-1898), twee kunstenaars die een bijzondere affiniteit met elkaar vertonen. Lerooy, die twee jaar terug nog furore maakte met zijn spraakmakende expo Beauty in the Shadow of the Stars in het Parijse Petit Palais, werkt net als de satirische Rops rond decadente thema’s als vergankelijkheid, sterfte en verval, en refereert ook vormelijk aan de kunstgeschiedenis. Extreme contrasten en speelse knipoogjes gaat hij daarbij niet uit de weg: bloemen komen tevoorschijn uit een skelet, centauren poseren als schoothondjes, putti wervelen rond in een soort ludieke dans, … Veel van zijn werk is in brons gemaakt, een materiaal dat afstand en monumentaliteit oproept, maar in de traditie van Rops is Lerooy ook een virtuoos tekenaar. Een ontmoeting tussen twee zielsverwanten, tussen engelen en demonen …

 

Prijzen

Standaard tarief: € 12

Reductietarief: € 10

studenten / 60+ /personen met een beperking

-18 jaar: € 2

Gratis: kinderen onder 7 jaar

 

Le château de Gaasbeek, pour les uns un beau château, figurant comme  décor dans les fantasmes chevaleresques de leur enfance, pour d’autres une contrefaçon néo-gothique qui fait très kitsch. “L’autorité flamande”, propriétaire de ce « patrimoine » veut, depuis plusieurs années, exploiter cet édifice comme attraction touristique.

Avec son magnifique parc, le château ferait un parfait décor pour un film de Studio 100 ; ou alors comme city-trip pour les acteurs de FC De kampioenen.  Les opérateurs de la Krijmerie (sic), face au château, trouvent le château fantastique car par beau temps, la Krijmerie est archi-comble.

Idéalement située face à l’entrée du parc, notre grand chef  n’est pas obligé de prévoir une cafétéria dans le château lui-même comme dans le château des Comtes à Gand. Il peut cependant penser à un ascenseur pour faciliter l’accès aux différents étages.

Mais revenons à nos moutons, l’exposition en cours : Vanity Fair. Je vous laisse juge de trouver si le titre correspond vraiment au sujet de l’expo, ce n’est pas à moi de vous influencer.

Mais il est bon de savoir que le titre ne fait pas référence à un roman du XIXe siècle de William Makepeace Thackeray, mais à la phrase de l’ancien Testament : vanitas vanitatum omnia vanitas. Le latin est, comme vous le savez bien, la langue préférée du leader flamand.  Cette exposition est un « dialogue » entre l’art du XIXe siècle de Knops et l’art contemporain de Thomas Lerooy ; nous sommes dans du « patrimoine » et un cliché de plus ou de moins, ne nous effraye point. Il est fréquent, ces derniers temps, de mettre un artiste et son œuvre en dialogue avec un autre artiste ou même avec un environnement. Mon expérience personnelle est que le dialogue est plutôt un dialogue de sourds et c’est, à mon avis, ce qui se passe à nouveau ici.

Comment peut-il y avoir un dialogue entre un artiste dont le graphisme est subtil, tout en finesse et élégance et un sculpteur/artiste contemporain brutal et lourd.

Est-ce que par-là, je dis que l’un est meilleur que l’autre ? Non, mais ils ont si peu de points communs qu’un dialogue devient difficile.

Je me souviens de l’exposition FACING TIME ROPS/FABREà Namur ; là aussi on parlait de « dialogue » entre les deux artistes et là aussi, le dialogue se soldait par un dialogue de sourds. Entre l’érotisme élégant de Rops et la pornographie de Fabre, il n’y avait pas photo.

Dans ces deux expositions, les artistes travaillent sur le même thème, mais l’interprétation de chacun, est trop loin de l’autre pour pouvoir créer un dialogue.  Fasciné par la femme, l’amour et la mort, Rops (1833-1898), avec virtuosité et des sujets scabreux, crache sur le côté mielleux de ses contemporains.

Outre un grand nombre de gravures connues, deux de ses chefs-d’œuvre sont à voir : Pornocratès, la femme nue les yeux bandées qui tient en laisse un cochon et Saint Antoine avec un cochon dans ses bras.  Le travail de Lerooy est, comme déjà dit, beaucoup moins subtil. C’est un homme des temps présents, brutal et arrogant. Ce qui est normal, on a les artistes que l’on mérite et notre société actuelle est brutale et arrogante.

Suis-je un vieux ringard parce que je préfère la sensibilité de Rops à la brutalité de Lerooy ?

Mais il y a plus : de Lerooy, jusqu’à l’exposition, je ne connaissais que le nom. Et je n’ai commencé mes recherches qu’après l’exposition, car je veux rester sans préjugés en regardant les œuvres.

Une fois à la maison j’ai plongé dans ma documentation pour chercher Thomas Lerooy. Et là je vois que Lerooy est à 100 % un enfant de son temps : il peut et il doit tout expliquer en long et en large. Une maladie que l’on trouve non seulement chez les artistes, mais aussi chez les sportifs. Le hic, pour moi, c’est qu’une œuvre doit me convaincre, me parler, sans toutes ces pages d’explications ; il y a longtemps que je me suis rendu compte que plus une œuvre est bonne, plus les commentaires et explications sont inutiles.

Et OK, Lerooy peut avoir beaucoup d’imagination, mais créativité c’est encore autre chose.

Et je reviens sur le fameux slogan de mai 68 : “l’imagination au pouvoir” ; après tout nous fêtons le jubilé d’or de « la libération ».

Fidèle à mes habitudes, je laisse la parole aux spécialistes ; cette fois c’est la philosophe Alicia Gescinska : Maar verbeelding is op zich geen moreel goed. Het kwaad, denk aan een seriemoordenaar, moet ook veel verbeelding hebben. Zomaar pleiten voor meer verbeelding, zou ik dus zeker niet doen. En wat ik vandaag zie op het politieke toneel, tart juist alle verbeelding. Je kunt het zo gek niet bedenken, het aantal clowns dat aan de stuurknuppels zit. Wat minder verbeelding en wat meer realiteitszin zou welkom zijn om de problemen van morgen aan te pakken.

 

Que dit le musée

2018 est placée sous le signe du thème « vanitas » au Château de Gaasbeek. L’expo Vanity Fair crée un dialogue entre Thomas Lerooy (° 1981) et Félicien Rops (1833-1898), deux artistes qui affichent une affinité particulière. Lerooy, qui faisait encore fureur il y a deux ans avec son expo retentissante Beauty in the Shadow of the Starsau Petit Palais de Paris, travaille tout comme le satirique Félicien Rops autour de thèmes décadents tels que le passage du temps, la mort et le déclin, en faisant référence à l’histoire de l’art au niveau de la forme. Il n’hésite pas à recourir à des contrastes extrêmes et des clins d’œil fantaisistes : des fleurs qui sortent d’un squelette, des centaures qui posent comme des chiens de luxe, des angelots qui tourbillonnent dans une espèce de danse ludique… Une grande partie de son œuvre est fabriquée en bronze, un matériau qui évoque la distance et la monumentalité, mais dans la tradition de Félicien Rops, Lerooy est aussi un dessinateur virtuose. Une rencontre entre deux âmes sœurs, entre anges et démons…

 

Prix

Tarif standard: 12 €

Tarif réduit: 10 €

étudiants / 60+ / personnes handicapées

-18 ans: 2 €

Accès gratuit: enfants de moins 7 ans